Korte uitleg van honkbal

Honkbalveld en basis regels

Honkbal wordt gespeeld op een veld met daarop een aantal vaste punten. Er is een thuisplaat van waar wordt geslagen, en er zijn drie honken die met de thuisplaat verbonden zijn door een vierkant in lijnen. In het midden van het gebied van de honken is tot slot een pitcherplaat aanwezig, Elk team heeft verder een dug-out en er zijn coach vakken aanwezig.

Elk team bestaat uit 9 spelers. Elke speler krijgt een slagbeurt in de aanval en vervult in de verdediging een specifieke taak in het veld.

De basis uitrusting die nodig is om honkbal te spelen zijn; een honkbal, een honkbalknuppel en handschoenen voor het vangen van de ballen. De catcher heeft verder extra beschermende kleding en de spelers die aan het beurt zijn om te slaan dragen op dat moment een slaghelm. 

Veldposities

De veldposities en taken bij honkbal zijn als volgt verdeeld (nummers zijn veldposities):

Pitcher (1) – degene die de ballen vanaf de werpheuvel naar de tegenstanders gooit.

Catcher (2)- de achtervang van de pitcher op de thuisplaat.

1e honkman (3) – de bewaker van het 1e honk, om tegenstanders uit te tikken op het honk.

2e honkman (4)- de bewaker van het 2e honk.

3e honkman (5)- de bewaker van het 3e honk.

Korte stop (6) – deze verdedigt het veld tussen het 2e en 3e honk met snelle vangballen.

Rechtsvelder (9) – de verre man die hoge en verre ballen aan de rechterkant verdedigd.

Linksvelder (7) – de verre man aan de linkerkant van het veld.

Middenvelder (8) – verdedigt het diepere middenveld.

Spelverloop

Het spelverloop is als volgt; elke ploeg heeft de kans punten bij elkaar te verzamelen door zoveel mogelijk mensen veilig over de honken heen te krijgen tot terugkeer bij de thuisplaat. Het lopen van spelers mag enkel na een goed geslagen bal die niet direct uit de lucht wordt gevangen. Als een speler niet op tijd veilig op één van de honken of de thuisplaat uitkomt, kan hij uitgemaakt worden door de verdedigers.

Een speler is uit als hij niet kan terugkeren naar een vorig honk omdat deze bezet is, of al na de slag het 1e honk niet kan bereiken omdat daar de bal al bij de 1e honkman aanwezig is die een ‘uit’ maakt door het honk aan te raken met de bal in de hand of handschoen.

Bij het vangen van een bal uit de lucht vanaf de slag wordt er ook een uit gemaakt en moeten alle spelers die al op de honken stonden op tijd terugkeren naar het oorspronkelijke honk. Veilig op een honk kan een speler niet uitgemaakt worden.

Als een ploeg drie ‘uitjes’ heeft gekregen wisselt de beurt naar de tegenpartij. Een honkbal wedstrijd wordt gespeeld over 9 innings (9 beurten).

Het slaan van de bal en het aangooien (pitchen) zijn de belangrijkste basis onderdelen van het honkbal spel. Er is veel over te vertellen, en we geven je verderop in ieder geval de basis technieken die worden gebruikt bij het honkbal.

Slagtechniek en pitchen

Bij een slagbeurt heeft een slagman drie pogingen om de bal te slaan, mits het aangooien van de bal op de juiste manier, binnen de slagzone, worden gedaan. Als de aangooien buiten de slagzone is, dan is het een foutbal van de pitcher. Bij 4 foutballen mag een slagman ongehinderd naar het eerste honk lopen.

De slagzone is het gebied wat recht boven de thuisplaat ligt en qua hoogte tussen de onderkant knie en onderkant schouderhoogte van de slagman is.

Bij het slaan is het de bedoeling om de bal in het veld te spelen zonder dat deze gevangen wordt. Als hierbij een honk wordt bereikt spreekt men van een honkslag. Het ultieme bij het slaan van de bal is om deze over het einde van het veld te slaan, waardoor je een zogenaamde homerun behaalt. Bij een homerun mag je alle honken overlopen tot de thuisplaat en scoor je direct een punt. Eventuele spelers die al op de honken stonden mogen tevens naar de thuisplaat doorlopen en scoren elk ook een punt.

Een team blijft aan slag zolang de drie uits niet worden gemaakt door de tegenstander. De puntentelling is zo dat er voor elke speler die over de thuisplaat komt 1 punt wordt behaald.

De pitcher heeft veel invloed op het spel doordat hij de slagen van een slagman kan beïnvloeden. Goede pitchers proberen zoveel mogelijk goede ballen te gooien op een manier dat een slagman te laat of verkeerd slaat. Door het maken van drie ‘slagen’ oftwel ‘strikes’ bij een slagman, wordt er een uit gemaakt en mag de slagman weer terug naar de bank.